Over de kerk

1832 was een van de rampjaren voor Zierikzee. De imposante Sint Lievensmonsterkerk veranderde door brand in de nacht van 6 op 7 oktober in een ruïne. Die kerk was de grootste van Zeeland en vergelijkbaar met de grootste stadskerken in Nederland. Het gebouw had een lengte van 102 meter en een oppervlakte van 4100 vierkante meter. Door de westenwind bleef de toren gespaard.

Hoewel herbouw mogelijk was, de muren stond nog overeind, werd besloten tot afbraak. Nadat diverse plannen waren gemaakt en geld was ingezameld werd in 1835 begonnen met de bouw van een kruiskerk. Maar de architect, die aannemer werd van het werk, ging failliet. Een lang proces volgde. Pas in 1845 werd de bouw hervat. De plannen waren aangepast in een zaalkerk. Op 21 mei 1848 volgde de ingebruikneming van de kerk, gebouwd in neoclassicistische stijl. De naam lag voor de hand: de Nieuwe Kerk.

In 1971 werd de kerk gesloten. De Hervormde gemeente had voldoende aan het andere gebouw, de Gasthuiskerk. De Nieuwe Kerk ging zienderogen achteruit. In 1977 werd de kerk voor het symbolische bedrag van een gulden overgenomen door de het jaar daarvoor opgerichte Stichting Oude Zeeuwse Kerken. In 1978-1988 werden het ex- en interieur in fasen gerestaureerd. Eind 2011 volgde een nieuwe restauratie van het interieur en werd het gebouw heringericht voor multifunctioneel gebruik. De heropening vond plaats op 9 april 2014 door prof.mr. Pieter van Vollenhoven.

Het orgel

Toen het eind van de bouw van de Nieuwe Kerk in zicht kwam, beraadde de kerkvoogdij zich op de aanschaf van een orgel. Als eerste gegadigde voor het vervaardigen van een nieuw instrument meldde in 1846 orgelbouwer C.F.A. Naber uit Deventer zich. Hij diende een bestek in voor een orgel met drie klavieren en 39 registers, voor de prijs van 17.865 gulden (€ 8.100), een bedrag dat de kerkvoogden aan de hoge kant vonden.

De kerkvoogdij oriënteerde zich verder en zo ontvingen de orgelmakers Kam en Van der Meulen in Rotterdam een uitnodiging tot het indienen van een bestek. Een plan van de firma Bätz & Co voor een tweeklaviers orgel met 27 registers tegen een aanneemsom van 16.500 gulden (€ 7.500) kon niet rekenen op instemming van de kerkbestuurders en op een aanbod van de orgelmaker J.A. Mennes uit Middelburg ging men niet eens in.

Uiteindelijk is het bij het nemen van een beslissing gegaan tussen een ‘afgeslankt’ plan van Naber - een tweeklaviers orgel met 35 registers en vrij pedaal, opgesteld in één kast, voor de prijs van 14.075 gulden (€ 6.400), en het bestek van Kam en Van der Meulen, dat voorzag in een eveneens tweeklaviers orgel, maar dan met 33 registers, tegen de iets lagere prijs van 13.600 gulden (€ 6.200). De kerkvoogdij zou halverwege de werkzaamheden 5.000 gulden (€ 2.270) betalen, eenzelfde bedrag bij de oplevering en daarna het restant in tien jaarlijkse termijnen.

De bouwtijd van het orgel was kort: in juni 1847 verstrekte de kerkvoogdij de opdracht en op zondag 5 november 1848 vond de ingebruikneming plaats. Niet alleen de organist Samuël de Lange uit Rotterdam en de nieuwe organist van de Zierikzeese kerk, Gerrit Overman, zijn vol lof, ook de pers schrijft bewonderend over ‘het eenvoudig smaakvolle uiterlijk’ en ‘den welluidende krachtigen toon, die het hoogst gebrekkige zingen der gemeente voorzeker zeer zal verbeteren’.


Het ‘eenvoudig smaakvolle uiterlijk’ was, in overeenstemming met de stijl van het kerkgebouw, classicistisch en is in de oorspronkelijke vorm bewaard gebleven.